Sunday, October 13, 2019

Onderwerp pws studie financiering

Onderwerp pws studie financiering Inleiding Het onderwerp van mijn profiel werkstuk is studiefinanciering geworden omdat het erg speelt momenteel en het voor bijna elke student een noodzaak is. Voor veel studenten zou de afschaffing van studiefinanciering betekenen dat ze hun studie niet kunnen afmaken of à ¼berhaupt beginnen. Omdat ik ook volgend jaar ga studeren leek het me interessant om uit te zoeken wat er allemaal bij studiefinanciering komt kijken en wat dit voor mij betekend. Ook heb ik het macro-economische aspect onderzocht. Begrippen lijst WSF 2000 = Wet studiefinanciering 2000 IB-Groep = De Informatie Beheer Groep DUO = Dienst Uitvoering Onderwijs HBO = Hoger beroeps onderwijs WO = Wetenschappelijk onderwijs Nuffic = Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs Tertiair = Derde (in de rij) *HBO dus Wat is studiefinanciering in het algemeen? Studeren is vrij duur. Om het voor iedereen in Nederland betaalbaar te maken om een studie te volgen is op 1 september 2000 de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) in gegaan. De Informatie Beheer Groep (IB-Groep) verzorgt en controleert de WSF 2000 regeling. Deze wet wordt gefinancierd door belastingbetalers. Dat wil zeggen dat iedere Nederlander met een inkomen aan de studiefinanciering meebetaalt. De Wet studiefinanciering 2000 is er voor MBO en HBOstudenten, en voor studenten aan de Universiteit, Dit geldt alleen voor leerlingen met een voltijdse opleidingen. Als je je opleiding toch in deeltijd wil volgen zal je je studie zelf op een andere manier moeten betalen. Studiefinanciering is een bedrag van de overheid wat je krijgt om tijdens je studie jezelf deels in je levensonderhoud en studiekosten te kunnen voorzien. De studiefinanciering is soms een gift dus na je studie hoef je het niet terug te betalen, soms is het een rentedragende lening en soms een combinatie van deze twee mogelijkheden. Daarnaast is er ook nog een prestatiebeurs, waarbij een lening kan worden veranderd in een gift als je prestaties goed genoeg zijn, dat betekent dus dat je moet slagen binnen een bepaalde tijd. Haal je dit niet dan moet je het gehele geleende bedrag terug betalen. Dus de basisbeurs, de aanvullende beurs en de OV-Chipkaart. De verschillende onderdelen waar Studiefinanciering uit kan bestaan zijn als volgt: de basisbeurs een aanvullende beurs voor studenten met minder rijke ouders een mogelijke rentedragende lening de OV-Chipkaart het collegegeldkrediet Over al deze punten ga ik in de komende hoofdstukken meer uitleg geven. Wanneer heeft men recht op studiefinanciering Als je studiefinanciering wilt ontvangen moet je aan bepaalde voorwaarde voldoen. De voorwaarde zijn onder andere Leeftijd, Nationaliteit en welk onderwijssoort. Leeftijd over het algemeen komt elke student die HBO of WO volgt in aanmerking tot hij/zij 30 jaar is, Een minimale leeftijd hiervoor is er dus niet. De studenten die nog geen 18 zijn hebben vanaf het 1e kwartaal na het begin van je studie ook recht op studiefinanciering. Als je dus op 5 februari begint met studeren aan een HBO of WO opleiding dan heb pas vanaf 1 maart recht op studiefinanciering. Je mag doorstuderen tot je 34 bent als je maar na je 30ste je studiefinanciering niet meer stop zet. Ben je ouder dan 34 dan zijn er geen mogelijkheden meer voor studiefinanciering. Nationaliteit wie voor studiefinanciering in aanmerking wil komen moet een Nederlandse nationaliteit hebben. Er zijn wel een aantal groepen niet Nederlanders die ook in aanmerking komen voor studiefinanciering. Als je geen Nederlander bent maar wel in Nederland woont, dan kan je soms dus toch wel studiefinanciering krijgen. Onderwijssoort Studiefinanciering is er alleen voor studenten die een volledige dagstudie volgen bij een gecertificeerde onderwijsinstelling in Nederland. Er zijn soms uitzonderingen in het HBO of WO (wettenschappelijk onderwijs) voor deeltijd opleidingen. Deze opleidingen staan dan bij de Wet voor het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) aangegeven Welke juridische wetten gelden er voor Studie financiering Er zijn vele honderden wetsartikelen over studiefinanciering, Ik kan deze niet allemaal gaan noemen in verband met het extra paginas die deze zouden toevoegen. De meest belangrijke is de al eerder genoemde Wet studiefinanciering 2000 (WSF) Alleen deze wet bestaat al uit 61 bladzijdes Andere voorbeelden van juridische wetten met betrekking tot studiefinanciering zijn: Wet studiefinanciering 2000 (WSF) Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) Les- en cursusgeldwet (LCW) Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) Wijzigingswet van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (WON) Regeling aanmelding selectie hoger onderwijs Aanvulling regeling aanmelding selectie hoger onderwijs De basisbeurs De basisbeurs is niet afhankelijk van het inkomen van de ouders van de student. Elke student die aan de studiefinancierings eisen voldoet heeft hier recht op. Dat is hetzelfde geval bij de OV-Chipkaart. De basisbeurs verschilt bij uitwonende en bij thuiswonende studenten. Bij uitwonende is deze namelijk veel hoger, en het maakt verschil of de student hoger onderwijs (HBO of WO) of beroepsonderwijs volgt. Met ingang van 2010 bedraagt de basisbeurs voor studenten in het HBO en WO: voor uitwonende studenten 259,76 euro voor thuiswonende studenten 93,23 euro In het beroepsonderwijs: voor uitwonende studenten 240,02 euro voor thuiswonende studenten 73,56 euro De aanvullende beurs De aanvullende beurs werkt anders dan de basisbeurs bij deze beurs is het namelijk wel van belang hoe hoog het inkomen van de ouders is. Het peiljaar voor ouderlijk inkomen: Om de draagkracht van de ouders zo goed mogelijk in te schatten wordt het ouderlijk inkomen van 2 jaar geleden gekozen als peiljaar dus indien het 2010 is word 2008 als peiljaar gebruikt. En wordt er gekeken welk inkomen beide ouders in 2008 hadden. De hoogte van dit inkomen bepaalt uit eindelijk of men er recht op heeft en als er recht op is hoe hoog deze aanvullende beurs dan wordt. Ouderbijdrage: De DUO ( Dienst Uitvoering Onderwijs) voorheen IB-Groep Bepaalt aan de hand van het inkomen van de ouders de ouderbijdrage Dit is het bedrag waarvan verwacht wordt dat de ouders het zelf kunnen betalen. Dit bedrag is bepalend omdat dit de uiteindelijke hoogte van de aanvullende beurs bepaalt. De ouderbijdrage wordt van de maximale aanvullende beurs afgetrokken Als de ouderbijdrage dus hoger of gelijk aan de aanvullende beurs is dan heeft de student hier geen recht op. De hieronder staande gegevens zijn dus voor een student zonder ouderbijdrage. Met ingang van 2010 bedraagt de aanvullende beurs voor studenten in het HBO en WO (Wetenschappelijk Onderwijs): voor een uitwonende student 231,43 euro voor een thuiswonende student 211,99 euro In het beroepsonderwijs voor een uitwonende student 319,27 euro voor een thuiswonende student 299,82 euro De rentedragende lening De rentedragende lening is een echte lening die dus ook later terug betaald moet worden. Deze lening is alleen beschikbaar voor studenten die ook recht hebben op studiefinanciering. Hoe hoog deze lening kan zijn is afhankelijk van het soort opleiding en de woonsituatie. Hoeveel geld de student uiteindelijk leent is zijn eigen keuzen. Dit bedrag varieert van 10 euro per maand tot soms wel 600 euro per maand. Studenten vergeten vaak dat dit hele bedrag ook terug moet worden betaald, inclusief rente. En dat de studie schuld al snel oploopt tot enkele duizenden euros die na de studie met zijn/haar eerste baan met een waarschijnlijk niet al te hoog start salaris lastig wordt om terug te worden betaald. Collegegeld krediet Sinds 1 september is het naast een gewone rentedragende lening ook mogelijk om bij DUO een speciale lening aan te vragen speciaal voor het benodigde collegegeld Net als de rentedragende lening moet de collegegeld lening ook na de studie terugbetaald worden volgens de zelfde afspraken als de gewone studie financiering. Over het aflossen en eventueel kwijt schelden van de lening, het dus omzetten naar een gift leg ik later meer uit. De maximale hoogte van het collegegeld krediet wordt bepaald door de hoogte van het wettelijke collegegeld van dat jaar. Bijvoorbeeld van 2008 tot 2009 toen bedroeg het 1565, euro en dat is dus ook de maximale toegestane hoeveelheid die geleend kan worden De OV-Chipkaart In 1991 werd de OV-studentenkaart ingevoerd. De studentenkaart werd ingevoerd omdat de individuele reiskostenvergoeding te veel administratie met zich meebracht. Er waren meerdere argumenten voor de invoering van de OV-studentenkaart. Zo zou de regering veel minder geld kwijt zijn aan reiskostenvergoeding, en werd de basisbeurs bij elke student met 60 gulden verlaagd. Dit gold voor alle studenten, of ze wel of niet van het openbaar vervoer gebruik maakten. Een ander argument was het gebruik van het openbaar vervoer verhogen. Bovendien zouden studenten na de studieperiode nog steeds gebruik blijven maken van het openbaarvervoer. Wie recht heeft op studiefinanciering heeft ook recht op een OV-Chipkaart, vroeger heette dit de OV-Studenten kaart. Met de kaart kan je als student onbeperkt reizen met het openbaar vervoer. Er zijn 2 soorten chipkaarten, de weekeind en de week kaart. Met de weekeinde kaart mag je vanaf vrijdag 12:00 s middags tot en met het einde van de dienstregeling op zondagnacht. Met een week-OV mag je maandag tot en met vrijdag tot het einde van de dienstregeling gratis reizen. Een OV-kaart is ook een prestatie lening. Als je binnen 10 jaar niet slaagt, moet je het hele bedrag dat je OV-kaart waard was terug betalen, (90 * 10 * aantal jaar) Sinds wanneer is er studiefinanciering en wat is hier de geschiedenis van: Studiebeurzen ontstonden rond 1815, echter was het toen alleen beschikbaar voor hoogbegaafde en wat minder rijke mensen die toch ergens goed in waren. In de daarop volgende jaren kwam er steeds meer geld beschikbaar voor studiebeurzen. Het werd zelfs verdrievoudigd zodat steeds meer mensen konden gaan studeren die het eerder niet konden betalen. Maar er werd nog weinig gebruik van gemaakt omdat er een leenstelsel was en je bijna alles moest terug betalen na je studie Het Budget wordt in 1954 weer verhoogd om meer studenten een lening te kunnen verschaffen. Nu konden er meer mensen gaan studeren en nam het aantal aanvragen toe. Ook de wat rijkere studenten zorgden ervoor dat het aantal aanvragen toenam aangezien zij geen studiefinanciering nodig hadden. Omdat het overheidsbudget niet mocht worden overschreden werden er steeds hogere eisen aan studenten gesteld. Dit zorgde ervoor dat alleen de aller-slimste of kinderen van rijke ouders op de universiteit kwamen. In 1986 werd de aanvullende beurs en de prestatiebeurs ingevoerd. Studenten met armere ouders kregen een hogere toeslag. De hoogte van deze toelage was is wel afhankelijk van het inkomen van je ouders, het soort onderwijs dat je volgt en of je thuis wonend of uit huis was. Met de invoering van dit nieuwe systeem ontstonden er veel problemen. De kosten werden steeds hoger, en het stelsel was erg lastig en ingewikkeld. In 1990 werd er het onderwijs bezuinigd. Studenten kregen hierdoor minder studiefinanciering en kwamen in de problemen. In 1997 was er weinig tevredenheid meer over het nieuwe studiefinancieringsstelsel. Er waren al weer plannen voor een nieuw stelsel maar dit is door onderlinge ruzies in de verschillende partijen niet door gegaan. De Commissie Vermeend werd in 2002 opgericht om oplossingen te bedenken. Er word vandaag de dag nog gediscussieerd over de afschaffing van de basisbeurs, door bijvoorbeeld Wouter Bos (PVDA) die voor de afschaffing van de basisbeurs is. Als vervanging zou er een nieuw leenstelsel moeten komen. Maar daar is nog veel onduidelijkheid over, de VVD en GroenLinks zijn voor de invoering van een leenstelsel en D66, PVV en de SP tegen de invoering en dus voor het behoud van de basisbeurs. De afschaffing van de basisbeurs wordt een van de grote politieke knelpunten voor de aankomende verkiezingen. Studiefinanciering in het buitenland Je kunt vaak je studiefinanciering meenemen naar het buitenland. Maar er zijn wel verschillende eisen voor De eisen die van toepassing zijn om voor studiefinanciering in Nederland in aanmerking te komen, zoals leeftijd, nationaliteit en voltijds onderwijs gelden ook voor studiefinanciering in het buitenland. Er gelden ook nog enkele andere voorwaarden namelijk: De 3 jaren eis De Nederlandse regering wil alleen studiefinanciering meegeven aan studenten die een band met Nederland hebben. Daarom moet je minstens drie jaar legaal in Nederland hebben gewoond in de zes jaar voor dat je studiefinanciering in het buitenland in zou moeten gaan. Niet van twee walletjes genieten Als je Nederlandse studiefinanciering ontvangt en je ontvangt in het buitenland ook nog een studietoelage van de locale overheid, Dan heb je geen recht meer op Nederlandse studiefinanciering. Kwaliteit buitenlandse opleiding De opleiding die in het buitenland gevolgd gaat worden moeten van goede kwaliteit zijn. Hoger onderwijs in het buitenland verschilt erg van het Hoger onderwijs in Nederland. De diploma dat je aan het einde van de opleiding in het buitenland hebt gehaald, moet minstens van het zelfde niveau zijn als een diploma van een Nederlandse HBO opleiding. Als je een opleiding volgt die niet lijdt tot een diploma kan je ook geen studiefinanciering ontvangen, bijvoorbeeld de non-degree opleidingen in Amerika. Nuffic is een bedrijf dat DUO adviseert als het gaat om de kwaliteit en het niveau van buitenlandse opleidingen. Het gaat hierbij om het hogere onderwijs en of dat vergelijkbaar is met Nederlandse bachelor of masteropleidingen. Het is meestal niet mogelijk om van te voren uit te zoeken of de opleiding van vergelijkbaar niveau is. Omdat het onderwijssysteem te veel verschilt van het Nederlandse systeem wordt meestal in eerst instantie studiefinanciering toegekend. Op basis van je gehaalde diploma wordt achteraf door de DUO bepaald of je studiefinanciering wordt omgezet in een gift. Hoe hoog is studiefinanciering en hoe bepaal/bereken je dat? het hangt van verschillende factoren af hoe hoog je uiteindelijke studiefinanciering is. De volgende punten wegen mee in het bepalen van de basisbeurs. het verzamelinkomen of belastbaar inkomen van je vader en je moeder hoeveel broers en zussen je hebt tussen de 12 en 18 jaar, die zelf geen studiefinanciering aanvragen voor het hoger onderwijs hoeveel broers en zussen je hebt die een opleiding volgen in het voortgezet onderwijs (mavo, havo, vwo) of het voortgezet speciaal onderwijs en ouder zijn dan 18. hoeveel broers en zussen je hebt die een aanvullende beurs krijgen Op de website van DUO kan je zelf met al de bovenstaande gegevens de hoogte van je basisbeurs berekenen. Deze kan je dan aanvragen als je in het bezit bent van een digID. De hoogtes van de Studiefinanciering veranderen per jaar, en worden elk jaar door DUO vastgesteld. De vastgestelde waardes voor 2010 kan je vinden in een van de vorige hoofdstukken. Studieschuld bij de IB-Groep Er zijn veel studenten met schulden, er zijn meerder verschillende manieren om een schuld bij de IB-Groep krijgen. Er kan schuld ontstaan doordat je niet aan de prestatienorm hebt voldaan aan en de lening dus niet word omgezet in een gift, of doordat je zelf een lening bij de IB-Groep hebt aanvraagt. De schuld die je bij de IB-Groep kan hebben kan worden verdeeld in langlopende schulden en kortlopende schulden. Kortlopende studieschulden Kortlopende schulden moeten op korte termijn worden afgelost, bijvoorbeeld terwijl je nog studiefinanciering ontvangt. Tot de kortlopende schulden behoren: te veel uitgekeerde studiefinanciering, bijvoorbeeld te veel aanvullende beurs of onterecht ontvangen basisbeurs onterecht bezit van de Ov-studentenkaart De IB-Groep laat je weten hoeveel geld je had horen te krijgen en wat je schuld is. De IB-Groep maakt ook bekend op welke manier je dit bedrag terug moet betalen. Zolang je nog studiefinanciering ontvangt zal de IB-Groep deze schuld verrekenen met je studiebeurs, met een maximaal bedrag van 144,28 euro per maand. Langlopende schulden Langlopende schulden zijn schulden uit: rentedragende leningen en leningen die veroorzaakt worden door het niet halen van de tempo- of prestatienorm een kortlopende schuld die is omgezet in een langlopende schuld. Het aflossen van langlopende schulden begint met een aanloopfase en sluit af met een afloopfase Aanloopfase Als je afgestudeerd bent, of als je met je opleiding stopt, dan begint op 1 januari volgend op de datum waarop je met je studie bent gestopt de aanlooptijd van twee jaar te lopen. Tijdens je studie betaal ook rente over het geleende bedrag per jaar. Voor 2010 is de rente op 2,39 procent vastgesteld In de aanloopfase bent je nog niet verplicht om de schuld af te lossen, wel begint vanaf 1 januari de rente te lopen over je langlopende schuld. De rente wordt voor vijf jaar vastgesteld. Het is slim om al te beginnen met aflossen zo betaal je minder rente. Aflosfase Na de aanloopfase begint gelijk de aflosfase. Deze fase duurt maximaal 15 jaar, en je van verplicht om minimaal per maand 45,41 euro af te lossen. Mocht hiermee je schuld niet binnen 15 jaar afgelost zijn, dan wordt bepaald wat je maandelijks moet gaan betalen om wel binnen 15 jaar je schuld te hebben afbetaald. De hoogte van dit nieuwe maandelijkse bedrag wordt precies zo vastgesteld dat je na 15 jaar precies de hele schuld inclusief rente hebt betaald. Kwijtschelding Na de aflosfase van 15 jaar kan de IB-Groep overgaan tot kwijtschelding van je schuld. Dat kan alleen als je voldoet aan de volgende voorwaarden: er is tot het einde van de aflosfase een lager maandbedrag berekend vanwege een laag inkomen het inkomen van de partner heeft steeds meegeteld bij de berekening van het maandbedrag. Eigen mening Ik kan na afloop van dit onderzoek een mening vormen over het huidige stelsel. Ik heb mezelf er dusdanig in verdiept dat ik nu goed weet hoe het in elkaar zit, ook voor later als ik het zelf nodig heb. Ik vind dat het huidige stelsel over het algemeen goed geregeld is, er is genoeg duidelijkheid qua regelgeving en ook de hoogtes van de studiefinanciering zijn makkelijk te berekenen op de website van DUO. Een van de negatieve punten die ik heb gevonden is het meetellen van het belastbaar inkomen van je ouders. Ik vind dit een negatief punt omdat de meeste ouders hun kinderen niet oneindig geld blijven geven en dit enorm scheelt voor de basisbeurs die je als student ontvangt. Als je uit huis gaat en veel zelf moet bekostigen is het erg jammer als het inkomen van bijvoorbeeld je vader waar je dus niet bij inwoont soms wel 150 euro per maand minder aan studiefinanciering oplevert. Tenzij je ouders dit compenseren door zelf geld te geven loop je dit bedrag wat van de overheid komt dus gewoon mis. Ook de aanvullende beurs wordt beà ¯nvloed door het inkomen van je ouders. Als ik zelf een stelsel mocht maken gebaseerd op dit stelsel zou ik enkele punten wijzigen namelijk: de mate waarin het belastbaar inkomen meetelt, het moet natuurlijk wel uitmaken hoeveel ze verdienen maar het moet niet te veel geld schelen. En ik zou studenten minder makkelijk geld laten bij lenen. Je kan nu zonder enige moeite 500 euro per maand bij lenen, en dit loopt na 4 tot 5 jaar studeren al snel op tot een hoog en moeizaam terugbetaalbaar bedrag. Vooral met je startsalaris net na je studie wordt dit erg vervelend om terug te betalen. Ik zou de voordelen van het toekomstige leenstelsel en dit stelsel en het oude stelstel wat alleen voor de behoeftige was combineren. Om zo het ideale stelsel te creà «ren wat goed in elkaar zit met een duidelijke regelgeving en weinig rompslomp en voordelen voor alle deelnemende partijen. Slot Ik heb best wel wat geleerd van dit werkstuk en erg nuttige informatie gevonden over studiefinanciering. Ook vond ik het interessant om te lezen over studiefinanciering in het buitenland omdat ik zelf ook in het buitenland stage moet gaan lopen, (6 maanden lang) ook vond ik het wel interessant om zelf over het stelsel na te denken over punten die ik zou willen veranderen. En een eigen stelsel te bedenken

No comments:

Post a Comment

Note: Only a member of this blog may post a comment.